Flossen

  • Neem een stukje flosdraad van veertig centimeter voor uw hele gebit. Wikkel de uiteinden losjes om de middelvingers en houd een stukje van drie centimeter flosdraad strak tussen beide duimen en wijsvingers.
  • Breng met behulp van uw duimen en wijsvingers de draad met gedoseerde kracht en heen-en- weergaande bewegingen door het punt waar de tanden of kiezen elkaar raken (contactpunt). Doe dit voorzichtig en voorkom doorschieten.
  • Trek de draad na het contactpunt strak om de tand of kies. Breng de draad onder het tandvlees totdat u weerstand voelt. Het mag geen pijn doen. Haal de draad dan, terwijl die contact houdt met de zijkant van de tand of kies, met korte heen-en-weergaande bewegingen terug tot het contactpunt.
  • Trek de draad nu strak om de aangrenzende zijkant van de tand of kies. Breng de draad weer voorzichtig onder het tandvlees. Stop als u weerstand voelt. Breng de draad, terwijl die contact houdt met de zijkant van de tand of kies, met korte heen-en-weergaande bewegingen terug tot het contactpunt.
  • Breng de flosdraad dan met een zagende beweging door het contactpunt en haal hem terug.
  • Ga door naar de volgende tand of kies. Gebruik voor iedere tussenruimte steeds een nieuw stukje flosdraad.